Vragen aan college over huishoudelijke hulp.

 

 

 

 

 

Naar aanleiding van de recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep waaruit bleek dat gemeenten onrechtmatig handelen als zij in het kader van de WMO inwoners niet een aantal uren huishoudelijke hulp gaven, maar alleen een resultaat “een schoon huis”, hebben wij vragen gesteld aan het college.
De door ons ingediende vragen treft u hieronder aan. Inclusief enkele verwijzingen naar andere bronnen.


In de raadsperiode 2014-2018 stelde het AOV, al dan niet ondersteund door een enkele andere politieke partij, diverse keren kritische vragen omtrent de in Vlaardingen toegepaste resultaatgericht financiering binnen het Sociaal Domein in het algemeen.
Naar aanleiding van diverse eerdere uitspraken door de Centrale Raad van Beroep, een oproep van de toenmalig Staatssecretaris en een rapport van het FNV, specifiek meermaals over de indicaties huishoudelijke hulp; een “schoon en leefbaar huis”; Wat is dat?; Wat mag men verwachten?; Hoeveel uur komt er iemand?; Hoe verhoudt zich dat tot het in Vlaardingen gevoerde Wmo beleid?

In de Raadskamer van 18 oktober jl. werd de gemeenteraad van Vlaardingen geïnformeerd, naar aanleiding van de jaarstukken 2017 ROGplus, dat financiële overschrijdingen met name ontstaan door resultaatgerichte financiering. Beheersmaatregelen worden getroffen en hoewel de Wethouder Wmo de zorg deelt, werd in de beantwoording op vragen van het AOV aangegeven, dat in Vlaardingen men resultaatgerichte financiering nog niet wil loslaten.

Op 8 oktober 2018 deed de Centrale Raad van Beroep een uitspraak, die voor de fracties AOV en VV2000/Leefbaar Vlaardingen aanleiding zijn voor de volgende vragen:

  1. Het AOV en VV2000/Leefbaar Vlaardingen gaan ervan uit dat het college kennis heeft genomen van de uitspraak van de CRVBECLI:NL:CRVB:2018:3241;
    De onderhavige uitspraak over de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft verstrekkende gevolgen. Niet alleen voor de manier waarop gemeenten in het sociaal domein indiceren, maar ook voor de manier waarop zij inkopen.
    In het kader van de Wmo ontwikkelde een gemeente beleid waarbij inwoners niet langer een aantal uren huishoudelijke ondersteuning kregen, maar alleen een resultaat: in casu ‘een schoon huis’. Vervolgens maakt de zorgaanbieder een leveringsplan. De rechtbank keurde deze werkwijze goed, maar de Centrale Raad van Beroep is het daar niet mee eens.
  2. In hoeverre acht het college deze uitspraak van toepassing op het in Vlaardingen gevoerde beleid, welke consequenties volgen hieruit en welke maatregelen acht het college noodzakelijk?
    Met het oog op de jaarrekening 2017; de overschrijdingen op de begroting van 2018; de effecten van de september circulaire op de begroting ROGplus (m.n. Huishoudelijke Hulp), en de in 2019 opnieuw af te sluiten contracten met zorgaanbieders huishoudelijke hulp vragen de partijen tevens per omgaande:
  3. om de raad inzicht te geven in het resultaatgericht financieren en daaruit volgende aanbestedingen, zowel beleidsmatig als financieel, zodat de raad zelf kan beoordelen of genoemde uitspraak van toepassing is op en welke consequenties dit heeft voor Vlaardingen, zodat de raad daar waar noodzakelijk haar kaders kan bijstellen in het belang van op zorg, m.n. huishoudelijk hulp aangewezenen in Vlaardingen.

Met belangstelling zien ondergetekende fracties uw spoedige beantwoording tegemoet, waarvoor bij voorbaat dank.

Namens de fracties,
Algemeen Ouderen Verbond
D. de Jong
VV2000/Leefbaar Vlaardingen
I.M. Somers-Gardenier

https://www.recht.nl/nieuws/staatsrecht/168889/gemeenten-moeten-aan-de-bak-na-uitspraak-inzake-resultaatgericht-indiceren-wmo/

https://vng.nl/onderwerpenindex/maatschappelijke-ondersteuning/nieuws/crvb-uitspraak-resultaatgericht-indiceren-wmo-bericht-volgt

De uitspraak laat met zoveel woorden zien dat het alléén indiceren op resultaten zónder tijdseenheden voor onderliggende activiteiten te noemen, onrechtmatig is. Ook een leveringsplan van een zorgaanbieder waarin de frequentie van activiteiten is genoemd, is onvoldoende.

  • De uitspraak betekent dat bij veel gemeenten de beleidsregels op de schop moeten. Zij moeten ook als zij resultaten indiceren, toch weer per cliënt gaan vaststellen op hoeveel tijdseenheden hulpverlening een cliënt recht heeft bij het werken aan die resultaten.
  • Daarmee komt ook het resultaatgericht bekostigen in de inkoop onder druk te staan. Zorgaanbieders zullen namelijk per cliënt het door de gemeente vastgestelde aantal uren moeten gaan leveren. De wijze waarop resultaatgerichte bekostiging vorm krijgt verhoudt zich niet tot deze werkwijze. De zorgaanbieders nemen dan te veel risico’s op zich in de uitvoering. Deze problematiek geldt ook voor bestaande overeenkomsten met resultaatgerichte bekostiging.
  • Resultaatssturing blijft wel mogelijk. Gemeenten moeten dan wel anders kijken naar resultaatssturing. Een alternatieve route is deskundigheid inkopen, bekostigen en indiceren. Waarbij gemeenten naast tijdseenheden voor in te zetten deskundigheid (en niet een product!) ook een resultaat indiceren. Dit vergemakkelijkt declareren en contractmanagement en levert maatwerk, transparantie en leereffecten op.

Reacties zijn gesloten.